‘Ik ben de buurman dankbaar voor het inzicht’, schrijft ze, en ze sluit haar zin af met de emoji die tegenwoordig bij die woorden hoort: twee handen die tegen elkaar worden gedrukt. Geen high five, zoals sommigen denken, maar het symbool voor dankbaarheid in Japan. Een mooi gebaar, ook hier, op elektronisch papier, maar ik heb de neiging om er weinig van te geloven. Ik kan niet meteen zeggen waarom, ik kan er mijn vinger niet op leggen, maar ik voel vanbinnen een frons opkomen die met grote waarschijnlijkheid ook vanbuiten te zien is.
In zo’n geval, heb ik geleerd, moet een mens eerst te rade gaan bij zichzelf. Irritaties moet je spiegelen, om te kijken of het misschien je eigen gewoonten of oude, onverzorgde wonden zijn die je parten spelen. Maar mijn spiegelbeeld kijkt me alleen maar oogrollend aan. Ik knik en rol mee, want ik zie het ook.
Dankbaarheid is de nieuwe shortcut naar geluk geworden. Zeg het, en je zal gezegend zijn. Hou je handen tegen elkaar, of gooi met de emoji, en alles komt goed. Count your blessings en je krijgt er binnenkort nog een paar in je schoot geworpen. Onze dankbaarheid moet renderen. Je hoeft het niet eens te voelen of te menen. Gewoon meezingen met gratitude-goeroe Ingeborg, met bijbehorende armbewegingen en al, en het leven lacht je toe, dwars door allesverterend verdriet heen. Zelfs mijn Yogi-theezakje doet mee: ‘gratitude is the open door to abundance’, lees ik, en ik begin alvast te slurpen, hoopvol wachtend op overvloed. Intussen blijft er nauwelijks ruimte over voor iets anders. We moeten met z’n allen vooral de hele tijd dankbaar zijn. Is je kind ernstig ziek? Handjes tegen elkaar, er zit vast een levensles in. Nieuwe wagen total loss? Je conditie zal je dankbaar zijn. Politici verkloten kunst en cultuur? Dank, dank, dank, want dat zet de onderstroom in gang. Allicht zit daar waarheid in, maar ik vrees dat we hier en daar een paar stappen overslaan. Mag het ook nog eens gewoon kut zijn? Mogen we nog een dikke vette middelvinger opsteken richting universum, omdat het godverdomme zeer doet? Mogen we onze verontwaardiging nog uitschreeuwen, meneer? Mogen we nog langer dan drie dagen rouwen, mevrouw? Kunnen we die dankbare handjes misschien even uitstellen tot de tijd rijp is om lessen te trekken, of riskeren we onze rauwe menselijkheid dan als een boemerang terug in ons gezicht te krijgen?
Dankbaarheid is van het schoonste dat een mens kan voelen. Het klinkt wollig, maar als het opborrelt, kan het je door de donkerste dagen sleuren. Spreek je het uit, zonder totentrekkerij, dan verspreidt het zich als een gloeiende, goudgele stroom Elixir d’Anvers die hartkamers vult en verwarmt. Het is geen overbodige luxe om jezelf eraan te herinneren dat er veel is om dankbaar voor te zijn, als je het even niet meer ziet. Je gedachten in de richting van het licht leiden, is altijd een goed idee. Maar het moet vooral niet dwingend worden, en we moeten er vooral niet mee verdringen wat we werkelijk voelen. Ik vermoed dat zij dat doet, de vrouw die haar norse buurman dankbaar is. Diezelfde dag was ze haar kat ook al dankbaar voor het kattig zijn, en haar narcistische collega voor het mes in haar rug. Ik toon straks wel even waar de middelvinger-emoji staat.
(portret: Carmen De Vos)