Rubberlaarzen. Van die lange donkergroene die we vroeger droegen wanneer we op schoolreis gingen naar Het Verdronken Land Van Saeftinghe, of naar het Zwin. Ze zaten zonder mankeren veel te los rond mijn benen. Daardoor ging ik plomp lopen en verspreidde ik een windjesachtig geluid. Om de vijf tellen bleven ze wel ergens in de brakke grond steken, als ze tenminste al niet meteen na het uitstappen samen met mijn sokken waren opgeslokt door het eerste geultje drijfzand.
Flapperende rubberlaarzen, daar moet ik dus aan denken telkens ik mijn tanden zet in een homp halloumi. En toch vind ik die Griekse kaas heerlijk. Zijn intens zoute smaak trekt mij elke keer weer rechtstreeks mee de zee in. Dat is meer dan ik van die botten kan zeggen.