Donkerbruin vermoeden

Samen met een zwelg schuldgevoel van de meest zelfklevende soort slikt ze de donkerbruine drank door, wetende dat het kind achter de geopende deur van de ijskast smeekt om een slokje maar dat in geen geval zal krijgen, want ‘wie drinkt er nu cola om 10 uur ’s morgens’ en ‘dat zit vol suiker, daar gaan uw tanden van kapot en wat moet je dan als Kapitein Winokio vraagt: heeft iedereen goed gepoetst?’

Aan de andere kant van de ijskastdeur, ergens tussen de bio-eieren en de halloumi (die ze vanavond wil klaarmaken met venkel van de lokale groenteboer en koriander met de kleinste voetafdruk die ze kan vinden) veegt ze haar suikerzoete lippen schoon. Ze smakt de resterende colasmaak weg – kwestie van haar onschuld toch al in de papillen kracht bij te zetten – sluit de deur van de ijskast met een nonchalance waarin ze zelf probeert te geloven en kijkt haar geweten recht in de kleine, donkerbruine ogen.

Met de volgende tags: