Er waren wellicht niet veel deelnemers. Ik moest in elk geval niet denken dat ik zou winnen. Mooi meegenomen dat ik op een doordeweekse donderdagavond naar BOZAR mocht, maar meer moest ik er vooral niet van maken. Dat we bij aankomst persoonlijk naar voorbehouden plaatsen werden geleid, voelde bijzonder maar abusief. Want daar in het halfdonker, daar zaten de zwaargewichten. Karakterkoppen met belezen blikken en scherpzinnige brillen. Dames en heren die voldoende drukinkt hadden gesnoven om aanspraak te maken op een zitje in de literaire zaal.
Mijn nepleren broek vloekte wellicht met het niveau, maar ik was oprecht gelukkig toen ik het podium mocht beklimmen. Vijf volle seconden. Toen ratelde ik mijn winnende zinnen af zonder enige neiging tot intonatie, en dat ben ik mezelf de rest van de avond blijven verwijten, ondanks de twee glazen schuimwijn en de gekke selfie als digestief.
Een schrijver – of iets wat erop lijkt – is zelden tevreden over de eigen woordkunsten, zullen we maar denken. Toch blijf ik luisteren naar mijn schrijfhonger. En naar mijn schoonvader: “Blijven schrijven, je bent goed bezig.”