Ze zijn niet te stoppen, die tranen. Ze wellen op wanneer het mij het minst past en stromen met eyeliner en al over mijn kaken en kin richting ingang decolleté. Dat gebeurt bijna nooit thuis in mijn eentje maar meestal open en bloot op straat. Zelden bij schemerduister maar zonder uitzondering in het licht van een zonnig, drukbezocht terras.
Daar gaat doorgaans ook veel snot mee gepaard, snot dat zich met een degoutante snelheid uit mijn neusholtes stort en dat afhankelijk van hoe de wind staat slierterig in mijn eigen of andermans mond/oog/coiffure terechtkomt. Mij van krommenaas gebaren is in dergelijke gevallen een optie maar zelden bevorderend voor de spontaniteit van mijn stap.
Ik heb dus besloten dat het maar eens moet gedaan zijn. Gedaan met schreien en snotteren en plein public. Mijn huilpeuter doet mee. Wanneer we nu buitenkomen, sluiten we ons af. Niet voor geplette vogeltjes met uitgesmeerde ingewanden op de weg. Niet voor uw schone ogen als u sensueel voorbij marcheert. Daar blijven we allebei ongemeen gevoelig voor. Die donkere bril beschermt ons alleen tegen de natuurelementen. Zon, wind, vrieskou, daar moeten wij van bleiten. Het moet toch niet altijd van miserie zijn?