Het voorbije jaar is er een soortement ochtendritueel in mijn huishouden geslopen. Wie mij kent, weet dat ik allergisch ben voor alles wat nog maar ruikt naar routine. Maar het moet, met een uk die gevoed, gewassen, gekleed en vervoerd moet worden alvorens in de warme armen van moeke Evelyne te kunnen klimmen.
Gelukkig is er muziek. Schone liedjes zorgen voor de broodnodige haarspeldbochten en schommelingen in onze train-train quotidien. Tussen 0 en 3 maanden zong Michael Kiwanuka mij moed en mijn kind vertrouwen in. Toen kwamen Ella Fitzgerald en Louis Armstrong en deden we samen van cheek to cheek. En sinds kort is er de soundtrack van The Broken Circle Breakdown. Die schijf staat elke morgen op, tot groot jolijt van de dochter, die er steevast haar sambaballen bijhaalt om het ochtendgloren en de eerste fles melk door elkaar te schudden. Zo hebben we het graag. En meezingen doen we ook. A la Hank Williams maar dan wilder en in peignoir. Maar soms voelt het raar. Om ‘I’ve got country in my jeans’ te zingen terwijl mijn dochter nietsvermoedend meewipt. Dat het al eens feest is in de broek, dat zal ze snel genoeg ontdekken. Dat het daar beneden van ‘yee-ha’ kan doen, dat merkt ze zelf wel, eens ze uit de pampers is.
Gisteren zong ik het broeklied opnieuw. Ik keek naar mijn eigen bootcut, dan naar mijn wippende baby haar minuscule skinny en checkte toen voor het eerst de cd-hoes: ‘Country in my genes’. I’m such a party pants.